Wat met de wijk- en dorpskermissen?

“Hebben wijk -en dorpskermissen nog een toekomst?”, vraagt gemeenteraadslid Ludwig Vandenhove zich af.
“Het wordt moeilijk, je ziet ze elk jaar achteruit gaan.

Nemen we nu het afgelopen weekend Schurhoven en Sint-Pieter kermis in Sint-Truiden.
Ik ben op beide langs geweest.

In Schurhoven stond enkel, zoals al enkele jaren, een friet- en smoutbollenkraam.
Op Sint-Pieter stonden een paar attracties.

Het is zoals zo vaak in andere situaties: diegenen, die er zijn, vinden het spijtig dat er zo weinig attracties en/of volk is en vinden dat er iets moet gebeuren, de mening van diegenen, die er niet zijn, kennen we niet.

In mijn 18 jaar als burgemeester heb ik de lokale kermissen ook al zien achteruitgaan. Maar dat wil niet zeggen dat we niet alles moeten proberen om ze in stand te houden. Kermis is een stuk lokaal erfgoed en we doen er toch ook alles aan om ander (lokaal) erfgoed te behouden.

Lokale overheden moeten er plaatselijk alles aan doen om wijk- en buurtkermissen te laten leven. We moeten echter realistisch blijven: het gaat om een economische sector, waarbij de uitbaters uiteindelijk zelf beslissen om al dan niet met hun attractie aanwezig te zijn.
Hetzelfde geldt voor de consumenten, die uiteindelijk beslissen of ze de kermis aandoen met de kinderen.

Wat kan zo een lokaal plan inhouden? Enkele elementen:
-de burgemeester en/of de bevoegde schepen en iemand binnen de gemeentelijke administratie moeten er specifiek mee bezig zijn;
-er moeten een kalender en planning opgemaakt worden voor de buurt- en wijkkermissen per gemeente voor het ganse jaar.
Hiervoor moet er globaal overlegd worden met de kermissector, waarbij de grote kermissen (bijvoorbeeld in Sint-Truiden de Augustus- en de Carnavalkermis) ‘gekoppeld worden’ aan de kleinere buurtkermissen. Met andere woorden, in aanmerking komen voor deze meer rendabele kermissen betekent dat er eveneens maximaal inspanningen moeten gedaan worden voor de wijk- en dorpskermissen; 
-gratis standplaatsen en gratis gebruik nutsvoorzieningen (was zo in mijn periode als burgemeester);
-maximaal proberen omkaderende activiteiten te organiseren door de lokale verenigingen, lokale horecazaken, buurtcomités, etc.
Hoe meer volk er aanwezig is in de buurt, hoe meer kans er is dat de attracties zullen gebruikt worden.
Dat wordt bevestigd in de praktijk;
-overleg tussen de ambtenaren, die verantwoordelijk zijn voor de kermissen en voor de werking van de buurtcomités. Zij kunnen per buurt, dorp en/of wijk specifiek uittekenen wat mogelijk is;
-kermisattracties zoveel mogelijk voorbehouden voor echte kermissen en geen attracties plaatsen bij bijvoorbeeld andere gelegenheden, braderijen, etc.
-vasthouden aan de historische, originele data dat de kermissen oorspronkelijk doorgingen. Nu wordt hier vaak van afgeweken op vraag van bijvoorbeeld een horecazaak of een organisatie, waardoor sommige wijkkermissen samenvallen;
-de gemeenten moeten maximaal de lokale kermissen logistiek, materieel en financieel ondersteunen. Zo subsidieerden wij in mijn periode als burgemeester de scholen in de omgeving als er lokale kermissen doorgingen in de periodes dat er geen verlof was.

We moeten er alles aan doen om de wijk- en dorpskermissen te laten overleven.
Kermissen blijven een ideale aangelegenheid om mensen samen te brengen, de sociale functie ervan kan niet onderschat worden
.”