Betutteling gemeenten/steden door Vlaanderen moet stoppen!

“Dat is voor mij de samenvatting van de persconferentie, die de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) op maandag 14 december 2009 gegeven heeft onder de titel ‘Interne staatshervorming en gemeenten’.”, zegt burgemeester - federaal volksvertegenwoordiger Ludwig Vandenhove.

Ludwig Vandenhove was als lid van het directiecomité van VVSG één van de panelleden tijdens de persconferentie.

 

“Uit alle bevragingen blijkt dat de burgers het meest vertrouwen hebben in het bestuursniveau dat het dichts bij hen staat, meer bepaald de gemeenten/de steden.
Een reden temeer om gemeente- en stadsbesturen meer bevoegdheden te geven met uitgebreidere financiële middelen, die daartegenover staan, zoals dat in heel wat andere Europese landen het geval is.

 

 

 

Bovendien wordt het beleid en de regelgeving van gemeente/steden zo ingewikkeld dat er echt een democratisch deficit dreigt.
Als beroepspoliticus kan ik soms nog moeilijk ‘volgen’, hoe wil je dan dat de lokale politicus, die politiek als hobby of aanvullend op een andere job uitoefent alle dossiers inhoudelijk kan kennen?

 

Tot slot moet het primaat van de politiek in Vlaanderen terugkeren.
Niet de ambtenaren, wel de democratisch verkozen politici moeten het voor het zeggen hebben.”, zegt Ludwig Vandenhove.

 

 

 

 

Hieronder vindt u de integrale versie van de perstekst.

 

 

INTERNE STAATSHERVORMING EN GEMEENTEN
Naar een respectvolle verhouding tussen de centrale Vlaamse overheid en de lokale besturen?

 

 

Het Vlaamse regeerakkoord en de beleidsnota’s van de Vlaamse ministers bevatten heel wat elementen die ingaan op de samenwerking en de verhouding tussen de Vlaamse overheid en de lokale besturen. Het is wenselijk om deze verhouding zoals ze vandaag is georganiseerd nog eens scherp naar voren te brengen.
De nieuwe Vlaamse regering zet immers hoog in op een interne staatshervorming. De lokale besturen zijn bereid om hieraan constructief mee te werken. Voor steden, gemeenten en OCMW’s is het wel essentieel dat het niet alleen gaat over de aanpassing van structuren maar vooral over het respecteren van een andere bedrijfscultuur bij de centrale Vlaamse overheid. Het is een kernopdracht van de Vlaamse overheid om op hoofdlijnen doelstellingen te formuleren voor de Vlaamse samenleving. Dat erkennen we ook als lokaal bestuursniveau. Sturen op hoofdlijnen is echter niet hetzelfde als het hele lokale functioneren in detail vastleggen en de eigen beleidsruimte van de gemeenten en OCMW’s systematisch kortwieken.
Daarom moeten de Vlaamse regering en het Vlaamse parlement zich terughoudend opstellen t.o.v. het lokale bestuursniveau. En moeten meer bevoegdheden én middelen overgeheveld worden naar de lokale besturen.

 

 

De bevoegdheden van de Vlaamse overheid zijn door opeenvolgende staatshervormingen de voorbije decennia stelselmatig uitgebreid. Telkens als er een nieuwe bevoegdheid bij kwam, hebben de Vlaamse regering en het Vlaamse parlement daarvan gebruik gemaakt om er concrete invulling aan te geven via decreten, uitvoeringsbesluiten en rondzendbrieven. Herhaaldelijk heeft dit tot spanningen geleid met het lokale bestuursniveau. Via vaak erg detaillistische regelgeving werden de gemeenten en OCMW’s ingeschakeld als een uitvoeringsinstantie om de Vlaamse doelstellingen te realiseren. Aan de ene kant werden lokale besturen geconfronteerd met een grote hoeveelheid regelgeving en richtlijnen die, zeker door het detaillistische niveau ervan, met veel moeite konden verwerkt worden door de grotere steden, maar zeker voor de middelgrote en kleine gemeenten onverteerbaar waren en nu nog zijn. Aan de andere kant is de Vlaamse regelgeving zeer sterk eenzijdig sectoraal gestuurd door de aparte departementen zonder voorafgaandelijk horizontaal overleg en coördinatie op Vlaams niveau zodat lokale besturen bijkomend de opdracht krijgen tot afstemming van dit sectorale Vlaamse beleid op lokaal niveau.

 

 

Door de realiseringsdrang van de Vlaamse overheid werd de eigen beleidsruimte van de gemeenten en OCMW’s drastisch ingeperkt. De, evenzeer rechtstreeks verkozen, lokale politieke mandatarissen ervaren dit proces al jaren als een overdreven betutteling door het Vlaamse overheidsniveau. Deze mentaliteit is fundamenteel strijdig met het subsidiariteitsbeginsel dat te vaak door Vlaanderen wordt genegeerd.

 

Top-down-cultuur

 

 

De voorbije tien jaar werden door achtereenvolgende regeringen van verschillende politieke samenstelling pogingen aangewend om de omgangsvormen tussen het centrale Vlaamse overheidsniveau en het lokale bestuursniveau op een andere leest te schoeien. Zowel bij het ‘pact met de gemeenten’ als bij het ‘kerntakendebat’ en recentelijk bij het ‘lokaal pact’ werden nieuwe bestuurlijke afspraken en concrete actiepunten op papier gezet om de relatie centraal-lokaal op een meer evenwichtige en respectvolle manier vorm te geven. De belangrijkste principes en afspraken kwamen op het volgende neer:

 

- De Vlaamse overheid brengt respect op voor het subsidiariteitsbeginsel en zal zich terughoudend opstellen op het vlak van regelgeving die verplichtingen oplegt aan lokale besturen. Wetsmatiging, administratieve vereenvoudiging, regelgeving op hoofdlijnen, deregulering, transparante regelgeving zijn enkele concrete werkingsprincipes tot vertaling van dit beginsel;

 

- Bij nieuwe regelgeving zal er steeds een bestuurlijk en financieel effectenrapport worden opgemaakt om de effecten op de lokale besturen in kaart te brengen en om aan te geven hoe eventuele nadelige gevolgen zullen gecompenseerd worden door de Vlaamse overheid (Belfortprincipe);

 

- Het lokale bestuursniveau zal structureel betrokken worden in het voorbereidingsproces van nieuwe regelgeving met effect op de lokale besturen. Bij het implementeren van nieuwe regelgeving op lokaal niveau krijgen lokale besturen voldoende tijd om zich politiek en ambtelijk in te werken in de nieuwe regels. Daarbij worden ze ondersteund door begeleidingsinitiatieven van de Vlaamse overheid;

 

- De lokale fiscale beleidsruimte van de steden en gemeenten wordt gevrijwaard. Het oogmerk om de lokale fiscaliteit te vereenvoudigen is enkel verantwoord als de totale inkomstenstroom naar de gemeenten gewaarborgd blijft;

 

- De algemene financieringsinstrumenten voor de lokale besturen (o.a. het Gemeentefonds) moeten een betere vertaling krijgen van volgende doelstellingen: aan de ene kant is er nood aan een veel betere vergoeding van de vele centrale taken die door de lokale besturen worden uitgevoerd, aan de andere kant moet het herverdelingsprincipe nog veel sterker gebaseerd worden op drie indicatoren nl. de fiscale draagkracht van de gemeenten, het vervullen van centrumfuncties en het bewaren en onderhouden van de open ruimte.

 

De voorbije jaren zijn er zeker pogingen gedaan om aan deze afspraken tegemoet te komen. Toch is de algemene beoordeling niet positief. Achtereenvolgende regeringen achten zich niet gebonden door de afspraken die het lokale bestuursniveau heeft gemaakt met de vorige regering, het parlement werd onvoldoende bij deze afspraken betrokken (en heeft er ook vaak geen oog voor), vooral vakministers volgden de algemene bestuurlijke afspraken niet op. Telkens opnieuw werden de afspraken niet nageleefd door de politieke en ambtelijke Vlaamse verantwoordelijkheden omwille van diverse motieven. Globaal leeft er vooral een hiërarchische top-down-cultuur bij de Vlaamse overheid. Men wenst het beleid van de gemeenten en OCMW’s vanuit het Vlaams niveau te ‘sturen’.

 

 

Recente voorbeelden

 

 

Zonder volledigheid na te streven illustreren onderstaande recente voorbeelden deze analyse.

 

Het Vlaamse Gemeentedecreet en het OCMW-decreet hebben ongetwijfeld hun verdiensten op het vlak van de modernisering van het overheidsfunctioneren. Toch zijn ze niet immuun gebleven voor de Vlaamse centralistische aanpak. In de memorie van toelichting werd sterk gepleit voor ‘deregulering’: het Gemeentedecreet en het OCMW-decreet zouden een breuk maken met de centralistische aanpak van de federale overheid, meer maatwerk moest mogelijk zijn. We stellen vast dat het Gemeentedecreet uiteindelijk (met  sinds 2005 ook al zeven aanpassingen) nu meer artikels telt dan de federale Nieuwe Gemeentewet (van deregulering gesproken!). Vooral de zeer detaillistische invulling van het financiële hoofdstuk stuit tegen de borst: het ademt vooral wantrouwen uit tegenover het lokale bestuursniveau. De zeer detaillistische invulling via tientallen uitvoeringsbesluiten bevestigt deze trend.

 

 

In het kader van de ruimtelijke ordening (b.v. bij de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen) of bij het realiseren van door Vlaanderen gesubsidieerde werken of bij de stadscontracten wordt herhaaldelijk vastgesteld dat er vrijwel geen coördinatie is tussen de Vlaamse departementen onderling. Op zogenaamde ‘coördinatievergaderingen’ zien lokale besturen telkens dat alle Vlaamse departementen met hun visie en hun standpunt afkomen maar dat er geen onderlinge afstemming is gebeurd. Lokale besturen worden dan steeds geconfronteerd met vaak erg uiteenlopende ‘Vlaamse’ visies die telkens vanuit een andere sectorale invalshoek komen. Stel u even voor dat een stad met drie verschillende standpunten naar een dergelijk overleg zou komen? Heel wat projecten zouden sneller gerealiseerd worden indien Vlaanderen zelf met een gecoördineerde visie zou komen naar de ‘coördinatievergaderingen’. De Vlaamse overheid kan hier enorme efficiëntiewinsten realiseren en de inzet van haar ambtelijk apparaat veel beter sturen.

 

 

Het meest recente voorbeeld zijn de decreten over ruimtelijke ordening en het grond- en pandenbeleid. Het lokale bestuursniveau gaat akkoord met de grote doelstellingen van deze hervorming nl. het realiseren van meer sociale huisvesting en het feit dat gemeenten ‘harde’ instrumenten in handen krijgen om betaalbaar wonen beter af te dwingen. De wijze waarop deze doelstellingen vorm hebben gekregen in de decreten is onverantwoord en volledig in tegenspraak met alle bestuurlijke afspraken die voorheen werden gemaakt. De decreten zijn te detaillistisch, vaak erg ingewikkeld, verliezen daardoor aan slagkracht en bieden veel te weinig mogelijkheden voor maatgerichte oplossingen. De plaats ontbreekt om op alle punten in te gaan maar samengevat komt het op het volgende neer:

 

 

- In de voorbereidingsperiode werd nagenoeg geen rekening gehouden met de kritieken en suggesties tot aanpassing van de ontwerpen vanuit het lokale bestuursniveau. Het politieke compromis tussen de regeringspartijen moest ongewijzigd doorgeduwd worden;

 

- Het raamwerk is te eenzijdig sturend en laat te weinig ruimte voor maatwerk. Het is goed dat de gemeenten hun doelstelling aan bijkomende sociale woningen nu kennen. Laat de wijze waarop ze dit denken te realiseren aan hen over. Afhankelijk van de lokale beleidskeuzes en de concrete ruimtelijke context kan men via verschillende wijzen van aanpak deze doelstelling bereiken: via onderhandeling met de private verkavelaar, via een verordening sociaal wonen, via een hogere sociale last op bepaalde grote verkavelingen, via de extra inzet van eigen overheidsgronden, …

 

- Talloze nieuwe verplichtingen kunnen geschrapt worden zonder dat de wezenlijke doelstellingen worden aangetast (b.v. gemeentelijke activeringsheffing; gedwongen overlegmomenten; bepaalde detailregels inzake aanplakkingen;  …);

 

- De uitholling van het primaat van de politiek moet teruggeschroefd worden. Zo is het niet verantwoord de stedenbouwkundig ambtenaar te onttrekken aan de evaluatie over zijn functioneren; bouw- en verkavelingsaanvragen van gesubsidieerde Vlaamse instellingen worden nu onttrokken aan de gunningsbevoegdheid van het lokale bestuur (kiest men voor ontvoogding van de gemeenten of voor sluipende besluitvorming naar gewestelijke ambtenaren?);

 

- Er is totaal geen werk gemaakt van het Belfortprincipe nl. een analyse van de grote extra werkdruk en financiële kost voor de gemeenten werd niet gemaakt (en zeker niet vergoed);

 

- Regering, parlement en regeringspartijen hebben zelf enkele jaren de tijd genomen om tot een compromis te komen en deze decreten te maken. Aan de gemeenten wordt eenzijdig opgelegd om de implementatie ervan ter plekke op enkele maanden tijd (en in de zomervakantie) te realiseren. Wat men aan zichzelf gunt, gunt men niet aan een ander.

 

Lokale besturen bereid om samen te werken

 

 

Het regeerakkoord van de huidige regering bevat opnieuw een aantal engagementen om de omgangsvormen met de lokale besturen te verbeteren (wetsmatiging; administratieve vereenvoudiging; vermindering planningslasten; efficiëntiewinsten; belfortprincipe; subsidiariteit; …).
De nieuwe Vlaamse regering zet ook hoog in op een interne staatshervorming. Ze wil hierbij vooral vereenvoudigen in de vele intermediaire overheidsstructuren alsook bewerkstelligen dat maximaal twee overheidsniveaus per beleidsmaterie interveniëren. De klemtoon van de beleidsvorming ligt bij de gemeenten en Vlaanderen.
De Vlaamse lokale besturen zijn bereid om constructief mee te werken aan de interne staatshervorming. Voor gemeenten en OCMW’s is het wel essentieel dat het niet alleen gaat over aanpassing van structuren maar vooral over het toepassen van een andere bedrijfscultuur bij de centrale Vlaamse overheid. Het is een kernopdracht van de Vlaamse overheid om op hoofdlijnen doelstellingen te formuleren voor de Vlaamse samenleving. Dat erkennen we ook als lokaal bestuursniveau. Sturen op hoofdlijnen is echter niet hetzelfde als het hele lokale functioneren in detail vast te leggen en de eigen beleidsruimte van de gemeenten en OCMW’s te kortwieken.
De Vlaamse regering en het Vlaamse parlement moeten zich terughoudend opstellen t.o.v. het lokale bestuursniveau. Er moeten meer bevoegdheden en middelen overgeheveld worden naar de lokale besturen. Heel wat Vlaamse en provinciale personeelsleden zouden met hun competenties beter ingezet worden op het lokale bestuursniveau. De bovenbouw is te uitgebreid waardoor steeds maar nieuwe richtlijnen worden geformuleerd naar het lokale niveau. Veel van deze overbodige bovenlokale energie kan op lokaal niveau een hoger rendement opleveren.

 

Vertrouwen in lokale besturen

 

 

Herhaaldelijk wordt in bevragingen en surveys vastgesteld dat er bij de bevolking een groot vertrouwen is in de lokale administraties en besturen. Als de Vlaamse overheid dit vertrouwen verder zou ondersteunen, kunnen gemeenten en OCMW’s zeer belangrijke resultaten voor hun bevolking realiseren op vele beleidsdomeinen (welzijn, ruimtelijke vormgeving, lokale economie, duurzaamheid, …). De interne staatshervorming moet vertrekken van het basisvertrouwen in de kwaliteit van het lokale bestuur.
Het Vlaamse regeerakkoord bevat daarvoor een aantal goede voornemens. Steden en gemeenten leggen de grootste waakzaamheid aan de dag dat deze voornemens ook strikt worden nageleefd.

 

Zie ook de website www.vvsg.be.

 

Hierover is ook een item verschenen op TVLimburg op 14 december 2009.