Justitie defederaliseren: ik heb een andere mening

“Vlaams minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme Zuhal Demir (N-VA) heeft een studie laten uitvoeren door de Katholieke Universiteit Leuven (KUL) - door de grondwetspecialisten Stefan Sottiaux en Arvid Rochtus - om te komen tot een eigen Vlaamse justitie”, zegt Vlaams volksvertegenwoordiger Ludwig Vandenhove.

“Voor mij een nutteloze oefening: ons land moet juist éénvoudiger gemaakt worden in plaats van ingewikkelder.

De studie kost 132 480 euro exclusief Belasting over de Toegevoegde Waarde (BTW) en moet nu nog vertaald worden in het Frans, wat eveneens geld zal kosten.
De onderzoekers hebben zich onder andere gebogen over de vraag of de overdracht kan plaatsvinden door een eenvoudige wijziging van de bijzondere meerderheidswetten, dan wel of een voorafgaande grondwetswijziging nodig is.

Er worden verschillende pistes en mogelijkheden meegegeven met een opsomming van de voor- en nadelen.
Dat geldt zowel de defederalisering van de wetgevende en rechterlijke macht, als de strafuitvoering, de administratieve rechtscolleges en een aantal veiligheids- en handhavingsaspecten
.

Inmiddels zijn er nog geen gesprekken geweest met het federale niveau dat nu bevoegd is voor Justitie.
Ik citeer minister Zuhal Demir: “We laten het onderzoek bovendien nog vertalen naar het Frans, zodat ik het onderzoek verder kan bespreken met alle bevoegde ministers.”

Dit is de zoveelste studie, die dreigt in de kasten te belanden.
In feite gaat het om een werkstuk dat moet dienen voor partijpolitieke doelstellingen - lees N-VA.

Waarom streven we in dit land toch niet naar meer samenwerkingsfederalisme in plaats van steeds maar nieuwe en bijkomende organen op te richten?
Een betere controle en opvolging van de Vlaamse decreten? Akkoord, maar dat kan evengoed met een model waarin Vlaanderen een aantal rechters en magistraten financiert, die zich daar precies mee bezig houden
.

Ik stelde een schriftelijke vraag aan Vlaams minister Zuhal Demir.”

Hieronder vindt u de schriftelijke vraag van Ludwig Vandenhove en het antwoord van minister Zuhal Demir.