"Parlementaire controle betekent niet alles lekken!"

Burgemeester en federaal volksvertegenwoordiger
Ludwig Vandenhove/>, al bijna tien jaar afwisselend lid van de parlementaire begeleidingscommissies van het vast comité van toezicht op de politiediensten en van het vast comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, wil dat er een serieus parlementair debat gevoerd wordt over de uitbreiding van de mogelijkheden voor bijzondere opsporingstechnieken en een behoorlijke parlementaire controle op de politie- en inlichtingendiensten.

In Het Belang van Limburg van 18 januari 2008 (pagina 4) verscheen hierover een interview. U vindt de integrale versie van het artikel hieronder.

"Parlementaire controle betekent niet alles lekken" 

Luc STANDAERT

BRUSSEL - "Ik ben het volledig eens met minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael als hij vraagt om meer middelen om het terrorisme te bestrijden. Maar dan moeten we wel een serieus debat kunnen voeren over de uitbreiding van de mogelijkheden voor bijzondere opsporingstechnieken, en moet er ook een behoorlijke parlementaire controle zijn op de politie- en inlichtingendiensten. Dat zegt kamerlid
Ludwig Vandenhove/> (sp.a), al bijna tien jaar lid van de parlementaire begeleidingscommissies van de Comités P en I.

Zoals hun naam het zegt zijn de comités P(olitie) en I(nlichtingendiensten) belast met de controle op respectievelijk de politie en de inlichtingendiensten. Naast de eigenlijke comités, die samengesteld zijn uit magistraten, is er voor elk van beide ook een parlementaire begeleidingscommissie, die "de controleurs controleert". De begeleidingscommissie van het comité P wordt bemand door Kamerleden, die van het Comité I door senatoren. De Truiense burgemeester
Ludwig Vandenhove/> zat van 1999 tot 2003 in/> de Kamer, van 2003 tot 2007 in/> de Senaat, en zit sinds de jongste verkiezingen opnieuw in de Kamer. Sinds 1999 zetelt hij beurtelings in één van beide begeleidingscommissies.

Sporadisch

Vandenhove is het eens met het pleidooi van minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael voor een uitbreiding van het instrumentarium van de inlichtingendiensten, maar hij wil daar wel een debat over.

Ludwig Vandenhove/>: "Ik hoor dat minister Dewael er snel werk van wil maken. Dat is okee, maar we mogen niet in de val van de hoogdringendheid trappen. Ik heb principieel geen problemen met een uitbreiding van de mogelijkheden van politie- en inlichtingendiensten zodat bijvoorbeeld telefoontap en onderscheppen van e-mailverkeer makkelijker mogelijk worden, op drie voorwaarden: er moet een serieus debat over gevoerd kunnen worden, de privacy van de burger moet gerespecteerd worden, en er moet een degelijke parlementaire controle zijn op het gebruik van die bijzondere technieken."

Waarna die parlementaire controleurs alles meteen lekken naar de media.

"Daar heb ik inderdaad bedenkingen bij. De politici in de begeleidingscommissies moeten volwassen genoeg zijn om de informatie die ze daar krijgen voor zich te houden. De parlementaire controle betekent niet dat alles wat er op de vergaderingen van de begeleidingscommissies wordt gezegd de volgende dag in de krant moet staan. Ik wil dan ook een oproep doen naar mijn collega's in de begeleidingscommissies om geen lekken te organiseren."

Over de parlementaire controle zelf bent u ook niet echt tevreden?

"Tja, zeker in de Senaat gebeurt die te weinig systematisch. De begeleidingscommissies worden telkens geleid door de voorzitters van de Kamer en van de Senaat, en tijdens de vorige legislatuur riep Senaatsvoorzitster Anne-Marie Lizin de begeleidingscommissie voor het Comite I maar sporadisch bijeen, maar onder haar voorganger Armand De Decker was het eigenlijk niet beter. Ik vind dat de begeleidingscommissies op een meer regelmatige basis bijeen zouden moeten komen. Bovendien hebben we nu pas het jaarverslag 2006 gekregen, terwijl we eigenlijk al het jaarverslag 2007 zouden moeten bespreken."

Minimumprotocol

De politiediensten kennen we, maar welke inlichtingendiensten zijn er eigenlijk in België?

"Je hebt de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst, en ik denk dat we, als we hun mogelijkheden uitbreiden, ook van de gelegenheid gebruik moeten maken om de samenwerking tussen die twee te verbeteren. Ook tussen de inlichtingendiensten en de federale politie zouden betere afspraken gemaakt moeten worden, dat heeft de affaire Erdal nog bewezen. In dat verband vraag ik me trouwens af of de controle niet beter onder één minister zou vallen in plaats van onder twee. Nu delen Binnenlandse zaken en Justitie de verantwoordelijkheid. Het lijkt me beter als die geconcentreerd zou worden bij Binnenlandse Zaken."

"Inlichtingenwerk heeft per definitie ook een belangrijke internationale dimensie.

En daar bestaan zeer weinig afspraken over. Voor mij is dat één van de thema's die aan bod moeten komen in een debat. Er zou toch een minimumprotocol moeten bestaan voor samenwerking. Er is trouwens ook een probleem met de private inlichtingendiensten die in en rond Brussel actief zijn en die aan elke democratische controle ontsnappen. Bij een terreurdreiging of zo is het logisch dat er ook moet samengewerkt worden met de private veiligheidsdiensten die bijvoorbeeld grote shoppingcentra bewaken, maar daar hebben we totaal geen zicht op. Ook daar zou een reglementering voor moeten uitgewerkt worden. Ik wacht nu op een initiatief van minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael."