Huishoudhulpen met dienstencheques beter beschermd

Op donderdag 3 juni 2021 vond in de Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie de bespreking plaats van de wijziging van de wet van vrijdag 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen.

Ludwig Vandenhove volgde het debat voor VOORUIT.

De bedoeling is de voorwaarden van het gebruik van dienstencheques te verhogen voor de personen en gezinnen, die er gebruik van maken”, zegt Vlaams volksvertegenwoordiger Ludwig Vandenhove.
“Wij hebben daar als partij, ter bescherming van de huishoudhulpen, al vaak op aangedrongen, onder andere nu als gevolg van Covid-19.

Huishoudhulpen bevinden zich in een precaire positie, aangezien zij zich van gezin naar gezin moeten begeven. Bovendien zijn de gezinsleden, omwille van de maatregelen tegen Covid-19, vaker in huis tijdens de dienstenchequeprestaties dan gewoonlijk.
Er werden reeds eerder een aantal veiligheidsmaatregelen genomen om de verspreiding van het virus te beperken.
Die maatregelen moeten vanzelfsprekend gehandhaafd blijven.

De gebruikers van dienstencheques genieten van gesubsidieerde huishoudhulp.

Het decreet voorziet in de mogelijkheid om een gebruiker uit te sluiten uit het systeem en de subsidie gekoppeld aan de dienstencheque terug te vorderen bij de gebruiker bij inbreuken op veiligheidsmaatregelen rond de aanpak van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid.
De uitsluiting kan maximaal één jaar duren bij een eerste inbreuk en tot vijf jaar bij herhaling
.

Om tot een schorsing over te gaan, dient er rekening gehouden te worden met verschillende elementen, die bijdragen tot het inschatten van de ernst van de inbreuk. Zo zijn er bijvoorbeeld de aard van de inbreuk, de intentie in hoofde van de gebruiker, de omvang, de duurtijd of herhaling van de inbreuken en/of eventuele verzachtende omstandigheden, zoals misleidende informatie door de erkende onderneming.
Deze elementen moeten expliciet worden opgenomen in de motivering van beslissing tot schorsing.
De schorsing van één of vijf jaar is een maximumstraf en bij de bepaling van de duur van de schorsing moet er rekening gehouden worden met dezelfde elementen als voor het opleggen van de eerste sanctie tot uitsluiting.

Indien de gebruiker de veiligheidsmaatregelen niet naleeft, kan eveneens de subsidie bij haar/hem worden teruggevorderd.

Wij zijn blij als VOORUIT dat dit initiatief er eindelijk komt vanuit de Vlaamse regering om de dienstenchequemedewerkers te beschermen tegen het Coronavirus. Maar het blijft te laat en te weinig.
Poetshulpen lopen een hoger risico om besmet te raken, het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (Sciensano) heeft dat meerdere malen bevestigd. Er kon dan ook meer gedaan worden om de veiligheid van de poetshulpen doorheen deze crisis te verzekeren.
Als VOORUIT hebben we meermaals voorgesteld om het mogelijk te maken dat poetshulpen, als ze een werksituatie onveilig vonden, het werk konden weigeren zonder loonverlies. Er is echter nooit gevolg gegeven aan onze vraag.
Wij hebben vanuit de huishoudhulpen vaak het signaal gekregen dat gebruikers te laks omgingen met de genomen maatregelen (bijvoorbeeld personen, die niet lieten weten dat ze misschien besmet waren en/of personen, die weigerden om een mondmasker op te zetten).
Poetshulpen moesten blijven kiezen tussen hun inkomen of gezondheid. We hebben trouwens onze twijfels of poetshulpbedrijven hun klanten echt zullen aangeven bij overtredingen, want dan verliezen ze een klant.

Conclusie: deze aanpassingen komen te laat en volstaan niet.
Er kon en kan meer gedaan worden om de veiligheid van de poetshulpen doorheen deze Coronacrisis te loodsen.
Er werd een enorm budget voorzien, 101 miljoen euro, om de poetshulpen te voorzien van veiligheidsmateriaal. Maar dit is vooral een extra subsidie gebleken voor de dienstenchequebedrijven.

Wij vragen ons af, net zoals de Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen (SERV), hoe de toepassing van dit decreet precies gecontroleerd kan en zal worden door de sociale inspectiediensten. Immers, het bedrijf en de poetshulp verliezen mogelijks een klant bij een klacht. Opvolging en controles zijn bijgevolg nodig en de medewerkers moeten zelf inbreuken kunnen melden.
Volstaat het dat de huishoudhulp klacht indient bij de sociale inspectiediensten?
Moet de klacht passeren via de werkgever, die de huishoudhulp kan ondersteunen?
Zal de inspectie de huishoudhulpen op hun woord geloven of moet er een vaststelling zijn (praktisch onmogelijk)?
Zal er een huisbezoek plaatsvinden door de inspectie, hetgeen tot nu toe nog nooit gebeurd is? Met andere woorden, biedt dit decreet een structurele oplossing?

Het dienstenchequesysteem op zich heeft een grondige hervorming nodig om de arbeidsomstandigheden van de medewer(k)(st)ers te verbeteren.
Structurele maatregelen zijn nodig voor een degelijk loon en betere arbeidsomstandigheden.

Net als de SERV adviseert, zijn wij als VOORUIT van mening dat er best snel werk zou gemaakt worden van een “Extra mogelijkheid om over te gaan tot uitsluiting van de gebruiker en de terugvordering van de subsidie, met name in het geval van feiten van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk, zoals beschreven in artikel 32ter van de wet van 4 augustus 1996."
Het is spijtig dat dit nu niet ineens verwerkt is in de tekst, omdat dit niet opgenomen was in het 'spoedadvies' van de Raad van State.

Vermits wij als VOORUIT al een hele tijd voorstander zijn van sancties, hebben wij uiteindelijk voor het decreet gestemd in de Commissie."