Voor wanneer een ernstig Vlaams landbouwdebat?

“Uit recente cijfers blijkt dat 44% van de Belgische bodem landbouwgrond is. 
Zou dat geen goed uitgangspunt zijn om eindelijk eens een grondig politiek en maatschappelijk debat te houden over een toekomstig Vlaams landbouwbeleid?”, zegt Vlaams volksvertegenwoordiger Ludwig Vandenhove.

Nog enkele vaststellingen:
-er zijn steeds minder landbouwbedrijven, maar ze zijn merkelijk groter dan vroeger. Zo is de gemiddelde oppervlakte verdriedubbeld ten opzichte van 1980.
Vooral kleine landbouwbedrijven zijn verdwenen.
Verhoudingsgewijs is er een sterkere daling in Vlaanderen dan in Wallonië;
-bijna de helft - 44,1% - is actief in de veeteelt.
Na runderen volgt de varkenskweek;
-ons land produceert meer vlees dan het consumeert;
-bij akkergrond draait de landbouw tevens vooral om veeteelt.
34,6% is blijvend grasland, 20% wordt bewerkt voor diervoeding. (1)

Ik heb al diverse malen gepleit in de Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid van het Vlaams Parlement voor zulk globaal debat. Of noem het een macrobenadering. Zo kom je automatisch tot de huidige pijnpunten: de gevolgen van het huidig landbouwbeleid voor de omgeving, het klimaat en het leefmilieu, waarvan de stikstofproblematiek nu het meest acuut is.

Maar daar slagen we in Vlaanderen maar niet in. Integendeel, de Boerenbond en met hen politici van cd&v en Vlaams Belang - een ‘mooi gezelschap’- blijven volhouden dat we op een voedselcrisis afstevenen als er minder landbouwgrond zou zijn.
De bovenstaande cijfers bevestigen de incorrectheid van deze stellingen.

Landbouw is een economische sector en zo moet die ook benaderd worden. Maar wij moeten België en in het bijzonder Vlaanderen niet vergelijken met andere landen, die qua oppervlakte veel groter zijn, zoals bijvoorbeeld Frankrijk of Italië.
Met onze woon- en bevolkingsdichtheid kunnen wij het ons niet langer veroorloven om de huidige cijfers qua landbouwproductie aan te houden en een groot gedeelte ervan te exporteren.
Wie de landbouwers een dergelijk toekomstbeeld blijft voorspiegelen, is niet oprecht en maakt hen iets wijs.

Voor een gedeelte van de sector dient er een reconversie te gebeuren. En natuurlijk moeten de landbouwers, die verplicht moeten stoppen, financieel gecompenseerd worden en desgevallend omgeschoold worden voor een andere branche. Dat is geen positief, maar wel realistisch nieuws.

Hoe langer er gewacht wordt om een duurzame, langetermijnoplossing uit te werken en op het terrein te implementeren, wordt de kans groter dat de overheid verplicht zal moeten ingrijpen zonder nog veel keuze te laten aan de betrokken landbouwers en hun families.”