De veiligheid van de staat moet dichter bij gemeenten/steden en de burger staan!
Onder deze titel verscheen een artikel in het tijdschrift ‘Politiejournaal’ (Uitgeverij Politeia, februari 2011) van de hand van burgemeester
Hieronder vindt u de integrale versie van de bijdrage.
De veiligheid van de staat moet dichter bij gemeenten/steden en de burger staan!
“Dat is alleszins mijn mening”, zegt burgemeester
“Dit is al altijd mijn visie geweest, maar na deze studiedag ben ik nog meer overtuigd van deze stelling”, aldus Ludwig Vandenhove.
Wat doet ‘De veiligheid van de staat’?
Tijdens het colloqium hebben de staatsveiligheid en zijn verschillende diensten zich voorgesteld aan de deelnemers. Er is naar aanleiding van dit initiatief ook een overzichtelijke brochure gepubliceerd (2).
Er was een (te) beperkte ruimte voor debat en/of vraagstelling.
De doelgroep was breed opgevat: gemeenten/steden (bijvoorbeeld gemeentesecretarissen, diensten bevolking en/of burgerlijke stand, diensten, die allerlei vergunningen afleveren, diensten lokale economie, vreemdelingendiensten, etc.), Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW’s) (bijvoorbeeld OCMW-secretaris, sociale diensten, etc.), sociale huisvestingsmaatschappijen, de federale politie, lokale politiezones, sanctionerende ambtenaren Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS), coördinatoren integrale veiligheid, controle- en inspectiediensten, etc.
Al deze diensten worden in meer of mindere mate al eens geconfronteerd met situaties, die voor de veiligheid van de staat en bijgevolg voor onze veiligheid belangrijk kunnen zijn.
Ze zijn samen te vatten onder ‘hier klopt iets niet’: bijvoorbeeld binnen een korte periode doet dezelfde persoon aangifte van verlies van haar/zijn identiteitskaart of haar/zijn papieren, elke week bieden nieuwe personen en/of families met dezelfde etnische-culturele achtergrond zich aan voor steun, personen van dezelfde nationaliteit vragen regelmatig een vergunning aan voor de uitbating van een nachtwinkel en betalen de hoge taksen cash, de vele aanvragen van mensen met steun voor internationale reispassen, etc.
Deze eerste lijnsdiensten zijn zich vaak niet bewust van welke rol ze kunnen spelen in bepaalde onderzoeken (bijvoorbeeld het snoeien van een boom of ander groen om een huis beter te kunnen observeren). Vandaar dat deze studiedag voor mij de aanzet moet zijn van een globaal communicatie- en informatiesysteem tussen de staatsveiligheid en deze betrokken diensten.
Meer openheid
Voor mij komt deze studiedag misschien zelfs (iets) te laat, maar beter laat dan nooit. En het pleit voor de huidige leiding van de veiligheid van de staat dat zij dit initiatief nu nemen, samen met uitgeverij Politeia.
In diezelfde context heeft de staatsveiligheid voor het jaar 2008 voor het eerst een jaarverslag gepubliceerd (3).
Ik ben er al jaren voorstander van dat de staatsveiligheid, maar ook de algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid (DIV) van defensie - zij het iets minder, gezien hun specifiekere werking - meer openheid zouden vertonen naar het brede publiek toe, dus zeker naar deze eerstelijnsactoren, die in heel wat dossiers partners kunnen zijn.
Openheid van werking staat voor mij niet haaks op geheimhouding van dossiers of bepaalde elementen ervan. En ook hier geldt de spreuk ‘onbekend is onbemind’.
Vaak leeft nu de indruk bij de bevolking, ook al is dit onterecht, dat de staatsveiligheid iets te verbergen heeft.
In feite is de veiligheid van de staat een dienst met veel gezag, maar met weinig of geen uitvoerende macht.
Ik ben een politicus, die, als ik standpunten verdedig, die ook altijd in de praktijk probeer om te zetten. Zo was voormalig administrateur-generaal van de veiligheid van de staat Koen Dassen al in 2004 te gast op de politieacademie in Sint-Truiden met een spreekbeurt als titel ‘Staatsveiligheid: een publiek geheim?’.
De politieacademie wordt enkele keren per jaar georganiseerd door de politiezone Sint-Truiden -Gingelom - Nieuwerkerken, waarvan ik voorzitter ben.
Wij nodigen steeds sprekers uit de justitie- en/of veiligheidssfeer uit in onze historische Academiezaal.
Met dat thema waren wij als het ware een beetje voorloper van deze studiedag.
Wat mij betreft, kan en/of moet dit initiatief het vertrekpunt zijn van een andere, meer open communicatie- en informatiestrategie van de staatsveiligheid naar institutionele partners toe, zoals hoger aangehaald, maar eveneens naar de burger toe (bijvoorbeeld via folders, ministeriële omzendbrieven, die de lokale besturen via hun informatiekanalen in ‘menselijke taal’ naar hun inwoners kunnen verspreiden, nieuwsbrieven, nieuws op de website, etc.).
Dit verreist hier aandacht voor hebben binnen de organisatie en hier voldoende mensen en middelen voor inzetten, maar tevens een andere mentaliteit.
Slechts een begin
Ik ga wat dat betreft nog een stap verder: deze studiedag kan het begin zijn van het ontwikkelen van concrete samenwerkingsmodellen tussen de staatsveiligheid enerzijds en gemeenten, steden, politiezones, OCMW’ s, etc. anderzijds.
In die zin moet dit initiatief een opvolging of een vervolg krijgen. Immers, nu heeft de staatsveiligheid zich voorgesteld en heeft ze aangegeven hoe zij die samenwerking ziet.
Een echte samenwerking moet gebaseerd zijn op het kennen van mekaars noden en vragen, dus ook in omgekeerde richting.
Persoonlijk denk ik aan een formule per provincie. Bovendien zullen de specifieke doelgroepen op een afzonderlijke manier moeten aangepakt worden. De lokale politie heeft bijvoorbeeld (en terecht) een andere houding tegenover de staatsveiligheid dan maatschappelijk assistenten van OCMW’s of sociale huisvestingsmaatschappijen op het vlak van het beroepsgeheim.
Dit is oplosbaar door na een algemene inleiding te werken via werkgroepen.
In diezelfde context kan gedacht worden aan een organisatie/werkgroep per gemeente/stad, waaraan alle betrokken diensten participeren en die op die manier het eerste aanspreekpunt voor de staatsveiligheid zijn.
Bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur (BIBOB)
Ik ben een grote voorstander van meer bestuurlijke handhaving.
Ik heb dit al in verschillende tussenkomsten gezegd en/of in bijdragen of publicaties geschreven (4).
In die zin heb ik al enkele keren gepleit voor een gelijkaardige wetgeving, zoals de BIBOB in Nederland, zij het dat we naar een éénvoudiger benaming moeten zoeken.
De Nederlandse wet BIBOB biedt de bestuursorganen en aanbestedingsplichtige overheidsdiensten nieuwe instrumenten om te voorkomen dat criminelen gebruik kunnen maken van specifieke overheidsvoorzieningen.
De wet is gebaseerd op drie sectoren: de aanbestedingen van overheidsopdrachten, subsidies en/of vergunningen qua bouwen, milieu en Informatie- en Communicatietechnologie (ICT).
De besturen kunnen op basis van deze wet aanvragen voor vergunningen en subsidies weigeren (of intrekken) indien het risico bestaat dat deze vergunning kan gebruikt worden voor criminele activiteiten.
Een overkoepelend bureau BIBOB kan op verzoek van de bestuurlijke overheid een risicoanalyse uitvoeren.
Het bureau BIBOB beschikt hiervoor over allerlei vertrouwelijke informatiebronnen (politie & justitie-bronnen incluis) dat door haar leden (officieren van justitie) kan worden geraadpleegd op verzoek van een bestuursorgaan (meestal zijn dit gemeenten/steden).
Iedere bestuurlijke overheid kan dienaangaande een BIBOB-beleidslijn opstellen.
Vooral in de aanpak van de drugscriminaliteit in Nederland blijkt dit een bijkomend, gepast middel in handen van de overheid.
Het wetgevend arsenaal op het vlak van de bestuurlijke handhaving ligt een stuk hoger in Nederland dan bij ons.
Deze BIBOB-wetgeving biedt de Nederlandse bestuursorganen, overheden en overheidsdiensten bijkomende instrumenten om te voorkomen dat criminelen gebruik kunnen maken van overheidsbeslissingen- of voorzieningen (bijvoorbeeld het toewijzen van overheidsopdrachten, het toekennen van vergunningen en/of het verlenen van subsidies).
In een BIBOB-advies wordt aangegeven hoe groot de kans is dat de gevraagde vergunning, overheidsopdracht en/of subsidie, waarvoor de gegadigde zich heeft ingeschreven, misbruikt kan worden voor criminele activiteiten.
Ik ben voor een Belgische variant op deze Nederlandse BIBOB-wetgeving, omdat hiermee de informatie-uitwisseling tussen overheden, politie en justitie beter georganiseerd wordt en bijgevolg toeneemt en het instrumentarium van de bestuurlijke handhaving uitbreidt. Het gevolg van een eventuele BIBOB-wetgeving in België is ook dat bepaalde lijsten zullen kunnen aangelegd worden op basis van crimineel gedrag uit het verleden.
Tijdens mijn laatste periode als federaal volksvertegenwoordiger was ik bezig met het voorbereiden van een wetsvoorstel gebaseerd op de Nederlandse BIBOB-wetgeving (1).
Zulke wetgeving past voor mij binnen mijn pleidooi voor een betere communicatie- en informatiedoorstroming en een nauwere samenwerking tussen de staatsveiligheid en lokale partners en kan er een officieel karakter en wettelijk kader aan geven.
Rol van het parlement
In het verleden heb ik vaak, in en buiten het parlement, een oproep gedaan voor het uittekenen van een globaal en langetermijnbeleid met voldoende personele en werkingsmiddelen op het vlak van de inlichtingendiensten, met voldoende transparantie en democratische controle en met voldoende respect voor de privacy.
Met de wet op de Bijzondere Inlichtingendiensten (BIM) (5)en de huidige internationale politieke situatie met bijna permanente terreurdreigingen, is die vraag wat mij betreft alleen nog maar actueler geworden. Bovendien zou in zo een debat zeker aan de orde moeten komen of de staatsveiligheid niet beter zou ressorteren onder de minister van Binnenlandse Zaken in plaats van onder de minister van Justitie.
Persoonlijk ben ik voorstander dat de staatsveiligheid tot de bevoegdheid van Binnenlandse Zaken zou behoren, hetgeen de samenwerking met de politiediensten alleen maar kan vergroten en de veiligheidsketen alleen maar sterker en strakker kan maken. In heel wat andere landen is dit trouwens zo.
Mijn eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat niet veel politici wakker liggen van zo een maatschappelijk en/of parlementair debat en het voor hen zelfs een ‘ver van bed’-gegeven is.
Sinds het ontstaan van de terreurdreiging bestaat het gevaar dat tevens andere (politionele) diensten inlichtingen verzamelen.
Samenwerken is hier de boodschap.
BIM
Op 1 september 2010 trad de BIM-wetgeving in werking. In de praktijk werkt ze nog wel niet, omdat de desbetreffende commissie, die de toestemming moet geven aan de inlichtingendiensten om bijvoorbeeld computers te hacken, telefoons af te luisteren, etc., wegens politieke redenen pas op 24 december 2010 is samengesteld (6).
Deze nieuwe wet biedt de inlichtingendiensten niet alleen meer en bijzondere mogelijkheden om informatie te verzamelen, maar er is nu een wettelijke verplichting voor de lokale besturen om bepaalde gegevens over te maken aan de veiligheid van de staat.
Nog meer: lokale besturen kunnen zelfs gesanctioneerd worden indien ze dit niet doen.
Ik ben er zeker van dat heel wat lokale besturen dit nog niet weten, laat staan beseffen welke concrete gevolgen dit heeft op de interne organisatie om te voldoen aan deze nieuwe wettelijke verplichtingen.
Een reden te meer om de hoger aangehaalde voorgestelde initiatieven als vervolg op deze studiedag zo snel mogelijk te nemen.
Persoonlijk heb ik politiek en principieel geen problemen met deze BIM-wetgeving, hetgeen niet wil zeggen dat ik er geen kanttekeningen bij heb, die ik ook bij de stemming in het parlement heb gemaakt.
In grote lijnen komen ze hier op neer:
- er hadden meer garanties op het vlak van de privacy moeten in opgenomen worden.
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, afgekort de Privacycommissie, heeft een positief advies gegeven over de tekst, maar dat heeft minder te maken met de inhoud dan wel dat zij van oordeel is dat een wettelijke regeling de voorkeur geniet op een praktijk, die in een juridisch vacuüm zit;
- de verhouding tussen het bestaande Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Comité I) en de nieuw op te richten bestuurlijke commissie is onduidelijk.
Het uitgangspunt is dat deze nieuwe commissie vooraf geconsulteerd moet worden vooraleer over te kunnen gaan tot de bijzondere inlichtingenmethodes en het Comité I achteraf pas op het terrein komt. Met andere woorden, het gaat om een post facto controle. Dit wordt echter niet rechtlijnig doorgetrokken in de wet.
Het landschap van de inlichtingendiensten, hun onderlinge verhoudingen en de controle erop worden hiermee zeker niet meer doorzichtig en duidelijk.
Community Policing Prevention of Radicalisation & Terrorism (CoPPRa)
Vanuit de versterking van de eerstelijns- en/of wijkpolitie geloof ik nog al in het project dat België samen met een elftal andere Europese landen heeft opgezet als CoPPRa.
In het kader van het uitwerken van concrete samenwerkingsverbanden met de staatsveiligheid, kan dit een mooi voorbeeld zijn via een praktische handleiding of zakboekje en via het principe van ‘train the trainer’.
Het project focust op de belangrijke rol, die interventie en wijkinspecteurs kunnen spelen tegen radicalisering en terrorisme. Met andere woorden, ‘weten als politieambtenaar wat er leeft in je zone, gemeente/stad en/of buurt.’
Zij vormen een essentiële schakel in de informatiegaring.
Door hun terreinkennis en de veelvuldige contacten met de bewoners kunnen zij van grote waarde zijn voor de gespecialiseerde recherchediensten en voor de staatsveiligheid.
Het handboek voor de wijkinspecteur is gepland voor het tweede semester van dit jaar en later volgt er een handleiding voor de instructeurs, die politiemensen moeten opleiden.
De bedoeling is om later het maatschappelijk middenveld bij het project betrokken.
Ik vind dat dit met de nodige voorbereiding en voorzichtigheid moet gebeuren.
In die zin kan ik mij niet vinden in het voorstel van de minister van Binnenlandse Zaken Annemie Turtelboom om ook jeugdverenigingen en scholen hierin een rol te geven in de zin dat zij elke keer ‘als er iets niet klopt’ dit kunnen/moeten beschouwen als een ‘mogelijk gevaar’ (7).
Zeker ons onderwijssysteem is hier, in een eerste fase, voldoende op georganiseerd om dit zelf te analyseren en al dan niet in te grijpen (oudercontacten, centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s), etc.).
Onze veiligheid garanderen mag niet gelijkstaan met ‘spoken zien’.
Als dit project in de praktijk zijn vruchten afwerpt, kan het mijn inziens uitgebreid worden naar alle Europese Unie (EU)-landen en misschien nog naar andere ‘bevriende’ landen.
Geen ‘big brother’
De voorgestelde manier van betere samenwerking tussen de staatsveiligheid en lokale partners kan niet de bedoeling hebben om ‘big brother nog meer te laten toeslaan’.
Dit moet van bij het begin mee opgenomen worden in het samenwerkingsmodel. Ik ben dan ook voorstander om de Privacycommissie hier nauw mee te betrekken. Meteen een kans om de Privacycommissie eveneens dichter bij de lokale actoren, die er (on)rechtstreeks mee te maken hebben, te brengen.
We mogen niet aan achtervolgingszin leiden. Sommige critici beschouwden deze studiedag bijvoorbeeld als een dekmantel om nieuwe informanten te werven. De Veiligheid van de Staat heeft praktijkervaring genoeg om dit op een andere manier te doen.
Besluit
Een betere samenwerking tussen de staatsveiligheid en lokale partners kan de veiligheidsketen alleen maar verkorten en versterken en past perfect binnen de context van integrale veiligheid.
In die zin kan/moet dit colloqium ‘De veiligheid van de staat begint bij een sterk lokaal bestuur’ structurele samenwerkingsverbanden op gang brengen.
Het garanderen van de privacy en een realistische inschatting van de informatie en het risico dat bepaalde gebeurtenissen zich kunnen voordoen zijn hierbij essentiële elementen
Ludwig Vandenhove
burgemeester stad Sint-Truiden
4 januari 2011
1 Ludwig Vandenhove was federaal volksvertegenwoordiger van 2 december 1999 tot 18 mei 2003, senator vanaf 5 juni 2003 tot 2 mei 2007 en federaal volksvertegenwoordiger vanaf 28 juni 2007 tot 6 mei 2010.
Als senator was
Als federaal volksvertegenwoordiger was hij voorzitter van de commissie voor de Landsverdediging, vast lid van de commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt, alsook lid van de bijzondere commissie belast met de Parlementaire Begeleiding van het Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten (Vast Comité P).
2 De brochure ‘De Veiligheid van de Staat’ werd in opdracht van de Veiligheid van de Staat door uitgeverij Politeia uitgegeven naar aanleiding van de studiedag op maandag 6 december 2010 met als titel ‘De veiligheid van de staat begint bij een sterk lokaal bestuur’.
3 Eerste jaarverslag staatsveiligheid: jaarverslag 2008 is verschenen op 28 januari 2010 (www.just.fgov.be).
4 Ludwig Vandenhove, ‘Burgemeesters en overlast!’, in: Handboek politiediensten, Liesbeth Vanmechelen (ed), Mechelen, Kluwer, afl. 90, 117, 5 juni 2009; Ludwig Vandenhove,
5 Wet van 4 februari 2010 betreffende de methoden voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, Belgisch Staatsblad, 10 maart 2010.
6 Koninklijk Besluit (KB) van 21 december 2010 (Belgisch Staatsblad 24 december 2010) houdende de samenstelling van de bestuurlijke Commissie door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten belast met het toezicht op de specifieke en uitzonderlijke methoden voor het verzamelen van gegevens.
7 Diverse media op woensdag 29 en donderdag 30 december 2010: Annemie Turtelboom: ‘Onze scholen en verenigingen zijn broeihaard voor extremisten!?’
Zie ook de tekst ‘De Staatsveiligheid moet meer OPENHEID aan de dag leggen!’ van 8 december 2010 op deze website.