Bim Bom Beieren!?

De Senaat heeft op 16 juli 2009 het wetsvoorstel rond de Bijzondere Inlichtingen Methoden (BIM) goedgekeurd.
De sp.a heeft zich onthouden.

“De argumenten voor deze sp.a-onthouding vindt u hieronder in een bijdrage, die ik samen met senator Guy Swennen en Eddy Imbrechts van de studiedienst geschreven heb.”, aldus burgemeester  - federaal volksvertegenwoordiger Ludwig Vandenhove.

 

“Als het wetsontwerp (een goedgekeurd wetsvoorstel in één Assemblee wordt wetsontwerp als het naar de andere Assemblee gaat) na het parlementaire reces in de Kamer van Volksvertegenwoordiger komt, zal ik diezelfde elementen gebruiken en terzake ook een aantal amendementen indienen. Bovendien gaat het wat mij betreft over zo’n belangrijk thema dat ik gevraagd heb dat hierover gezamenlijke vergaderingen plaatsvinden van de commissie voor Justitie en de commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt.”

 

 

 

 

 

BIM BOM BEIEREN!?

 

 

Dit wetsvoorstel, intussen beter gekend als de Bijzondere Inlichtingen Methoden (BIM), herneemt de poging om de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in ons land te wapenen met technieken als infiltratie, onderscheppen van brieven, mails en telefoons, afluisteren en bespieden.
Het is algemeen aanvaard en erkend dat deze diensten over de meest adequate middelen moeten kunnen beschikken om goed hun werk te doen in de strijd tegen terrorisme en staatsbedreigende organisaties, maar ons lijkt deze poging toch een brug te ver.
We verklaren ons nader.

 

 

Vooreerst is er de terechte bekommernis inzake de bescherming van de privacy en de mensenrechten. Dat was trouwens de reden waarom op het einde van de vorige legislatuur vanuit heel wat organisaties geageerd werd tegen het toenmalige wetsontwerp van minister van Justitie Laurette Onkelinx.
De nu door de meerderheid neergelegde tekst wijkt nauwelijks af van dat toenmalig wetsontwerp.
Het gegeven dat de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (de zogeheten Privacycommissie) een positief advies afgeleverd heeft over de voorliggende tekst heeft minder te maken met de inhoud dan wel dat zij van oordeel is dat een wettelijke regeling de voorkeur geniet op een praktijk, die momenteel in een juridisch vacuüm zit.
Anders gezegd: de Privacycommissie kiest terecht voor een wettelijk en democratisch controleerbaar kader voor de manier waarop de inlichtingen- en veiligheidsdiensten hun informatie kunnen inwinnen.
Een begrijpelijk standpunt, maar naar onze mening schort er nog steeds van alles aan het wetsvoorstel, vooral op het vlak van het toezicht op deze bijzondere inlichtingenmethoden.
Een echte democratische controle vinden we niet terug in de voorliggende tekst.
Er wordt geopteerd om (nog maar eens) een bestuurlijke commissie op te richten, die aan niets of niemand verantwoording moet afleggen, ook niet aan de bevoegde minister, in dit geval de minister van Justitie (daar waar dat in andere landen veelal de minister van Binnenlandse Zaken is, een idee waar wij al eerder voor gepleit hebben in het kader van een betere samenwerking tussen politie- en inlichtingendiensten). Zo valt elke parlementaire controle weg, want we kunnen zelfs de bevoegde minister niet ter verantwoording roepen in het parlement.

 

 

Daarenboven is de verhouding tussen enerzijds het bestaande Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (het zogeheten Comité I) en anderzijds deze nieuw op te richten bestuurlijke commissie absoluut onduidelijk.
Het uitgangspunt is dat de nieuwe bestuurlijke commissie vooraf geconsulteerd wordt vooraleer over te gaan tot de bijzondere inlichtingenmethodes en het Comité I achteraf op het terrein komt (post facto controle).
Alleen wordt dat niet rechtlijnig doorgetrokken en wijkt het voorstel vaak van die lijn af.
Het landschap van de inlichtingendiensten, hun onderlinge verhoudingen en de controle erop worden er hiermee zeker niet duidelijker op.

 

 

Daarnaast kan niet anders dan vastgesteld worden dat de tekst duidelijk geïnspireerd is op de zogeheten Bijzondere Opsporingsmethoden (BOM)-wetgeving, die bijzondere opsporingsmethoden toelaat in de strijd tegen (zware en georganiseerde) criminaliteit.
Daarmee wordt voorbij gegaan aan het feit dat een aantal formaliteiten en voorwaarden perfect verklaarbaar zijn in een strafprocedure, maar veel minder in het kader van het inzamelen van inlichtingen. Kortom, de finaliteit verschilt duidelijk. Daarenboven wordt door deze juridisering van de inlichtingenmethoden het verschil tussen wat nu onder BIM of onder BOM (hoort u het intussen ook in Beieren luiden?) valt erg onduidelijk.

 

 

 

 

 

Tot slot zijn er heel wat zogeheten technische bedenkingen te formuleren op de tekst.
Met het ‘incidentenparcours’ van de BOM-wet voor ogen, is het meer dan ooit aangewezen een duidelijke en niet voor verschillende interpretaties vatbare wet te maken.

 

 

Redenen te over, zo denken wij toch, om geen “haast en spoed” werk af te leveren. Daarom pleiten wij uitdrukkelijk om alle belangenorganisaties de kans te geven hun argumenten pro en contra uiteen te zetten en een aantal insiders de tekst uit te laten vlooien op werkbaarheid en praktische toepassing.
Niet om de boel te rekken en/of om tijd te winnen, maar om, zoals wij voorstellen, zowel inhoudelijk, als technisch een regelgeving op te stellen, die een goed evenwicht vormt tussen privacy en mensenrechten enerzijds en openbare veiligheid anderzijds.