Cartoon: Ludwig Vandenhove bezoekt de internationale wapenbeurs 'Eurosatory' in Parijs!

Sinds januari 2005 kan u op deze website wekelijks een cartoon vinden die gebaseerd is op een actuele politieke of maatschappelijke gebeurtenis, waarbij
Ludwig Vandenhove zelf betrokken is en/of waarover hij zijn mening geeft.

Cartoonist Dré Mathijs laat elke week zijn verbeelding de vrije loop en zorgt ervoor dat de gebeurtenis van die week wat meer in het oog springt.

De cartoons van 2005, 2006 en 2007 werden telkens tentoongesteld. In 2005 en 2006 werd er zelfs een cartoonboek gedrukt.
Wil je nog een exemplaar van het eerste cartoonboek ‘Een jaar Ludwig ludiek’ of van het tweede cartoonboek ‘Twee jaar Ludwig ludiek’ ontvangen, stuur dan een e-mail met je adres naar burgemeester@sint-truiden.be en je krijgt zo snel mogelijk een exemplaar toegestuurd (zolang de voorraad strekt).

 


Ludwig Vandenhove bezoekt de internationale wapenbeurs ‘Eurosatory’ in Parijs!

 

 

 

Samen met de commissie voor de Landsverdediging in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, heb ik als voorzitter van die commissie, op woensdag 18 juni 2008 een bezoek gebracht aan de internationale wapenbeurs ‘Eurosatory’ in Parijs.
We waren daar te gast op uitnodiging van de Belgische bedrijven, die actief zijn in de defensie- en veiligheidssector.

 

 

Hoewel ik mij vooraf al een zeker beeld kon vormen van de wapenindustrie, zijn daar toch nog een aantal stellingen, die ik eerder al voor mijzelf ingenomen had, bevestigd.
In die zin is zo’n bezoek zeer leerrijk.
Bovendien heeft het mij ook de gelegenheid geboden om mijn kennis als voorzitter van de commissie voor de Landsverdediging uit te breiden voor wat het materieel en de uitrusting van het leger in het algemeen en het Belgisch leger in het bijzonder betreft.

 

 

Mijn grote conclusie uit het bezoek aan deze wapenbeurs is dat heel wat, om niet te zeggen de meeste oorlogen, uit economisch belang ontstaan.
Ik heb het dan niet alleen over het belang van bepaalde grondstoffen, die in bepaalde landen aanwezig zijn, maar ook en vooral over het belang van de militaire industrie.
In conflicten wordt daar meestal weinig of niet over gesproken en de gewone burger staat daar helemaal niet bij stil.
Het bezoek aan deze wapenbeurs ‘Euosatory’ in Parijs heeft mij wat dat betreft met mijn neus op de feiten gedrukt!

 

 

 

 

 

Wat mij ook erg opgevallen is, maar dat wist ik al, zij het niet in die mate, is dat het lobbyen in de wapenindustrie zeer groot is.
Ik ben er heel wat ex-militairen tegengekomen, die ik kende van vooral contacten, die ik als burgemeester in het leger had of heb, hetzij via de vroegere basis in Brustem, nu Beauvechain, hetzij via de Koninklijke School voor Onderofficieren Saffraanberg.
Heel wat ex-militairen, die met pensioen zijn, vervullen functies in bedrijven, die wapens of ander materieel, dat defensie nodig heeft, verkopen.
Uiteraard kunnen daar deontologisch vragen bij gesteld worden.
Met andere woorden, in welke mate zijn adviezen van militairen, zeker op het einde van hun carrière, objectief in verband met de aankoop van legermateriaal, als zij bij manier van spreken na hun pensioen en/of enige tijd nadien, gaan werken in de desbetreffende bedrijven?
Ik vel hier geen waardeoordeel over, het is enkel een gegeven wat ik onder de aandacht wil brengen en wat niet kan ontkend worden.
Misschien moet er in die context gedacht worden aan het invoeren van een soort ‘ontluizingsperiode’, vergelijkbaar met journalisten, die bijvoorbeeld in de politiek stappen of een kabinetsfunctie vervullen en achteraf naar hun oorspronkelijke job terugkeren.
Met ontluizingsperiode bedoel ik in dit geval dat militairen een periode niet meer actief zouden mogen zijn in het leger voordat ze de overstap zetten naar dit soort bedrijven en/of aanverwante sectoren.
Ik besef dat dit een zeer moeilijke aangelegenheid is, waarbij er een goed evenwicht moet gevonden worden tussen enerzijds opgebouwde knowhow in het leger, die dan te nutte kan gemaakt worden in de privésector en anderzijds oog hebben voor eventuele belangenvermenging.
Nog eens, ik doe hier momenteel als federaal volksvertegenwoordiger en voorzitter van de commissie voor de Landsverdediging in de Kamer van Volksvertegenwoordigers (nog) geen uitspraak over, ik stel dit alleen vast en denk dat het goed zou zijn dat hier eens over nagedacht wordt en/of zelfs een politiek en/of parlementair debat zou over gevoerd worden.
Uiteraard, indien er zo een wettelijke regeling zou komen, kan die beperkt blijven tot die personen, die op deze specifieke diensten, bijvoorbeeld de aankoopdienst, gewerkt hebben.

 

 

Persoonlijk ben ik een grote voorstander van een Europese defensiepolitiek.
Defensie is voor mij precies één van die zaken, die Europa als prioritair zou moeten bekijken, met andere woorden, een gemeenschappelijk defensie- en buitenlands beleid.
Als je de gelegenheid hebt om te praten met vertegenwoordigers van de militaire industrie dan hebben zij daar een ander idee over.
Bij elke euro, die een land nu uitgeeft aan militaire investeringen, zijn er bij manier van spreken economische compensaties voorzien.
Indien een Europees defensiebeleid echt zou doorgedrukt worden, ook op het vlak van materieel en uitrusting, zullen deze aankopen ook Europees gebeuren en niet meer per land.
Als je beseft dat nu al heel wat Europese beslissingen, bijvoorbeeld over de vestiging van de zetels van bepaalde instellingen, investeringen, etc., precies geïnspireerd worden door de compensaties, die naar de verschillende landen kunnen terugvloeien, zal u begrijpen dat dit een heel moeilijke aangelegenheid zal worden.
Nochtans als we over een echt Europees buitenlands- en defensiebeleid willen praten, mogen we dit gegeven niet uit de weg gaan.
De private bedrijven, die actief zijn, in deze sectoren, hebben ook gelijk als zij stellen dat zij heel wat geld moeten investeren in onderzoek en ontwikkeling en vragen zich af hoe zo iets in de toekomst kan gerecupereerd worden indien aankopen (al dan niet) gezamenlijk zouden gebeuren.
Hier komt ook heel de discussie van de vrije mededinging, de vrije markt, etc. om de hoek kijken.
Met andere woorden, een zeer moeilijke en delicate kwestie, maar er niet over praten is geen oplossing als we naar een écht Europees buitenlands- en defensiebeleid willen toegroeien.
Ook dit heeft het bezoek aan de ‘Eurosatory’ mij geleerd.

 

 

Iedereen, die een beetje vertrouwd is met defensie, weet dat er een enorme parallelle en/of zwarte (internationale) markt bestaat, waarop onder andere allerlei terroristische groeperingen, private milities, private firma’s, die bijvoorbeeld in de oorlog in Irak en op andere plaatsen in de wereld actief zijn, zich bevoorraden.
Uit gesprekken, die ik met een aantal industriëlen in die context gehad heb, bleken twee dingen: enerzijds dat ze geen zicht hadden op de omvang van deze operaties in de globale wereldhandel qua wapens (die trouwens nog steeds toeneemt, zoals nog gebleken is uit recente studies!), anderzijds dat zij daar zogezegd(!?) niet aan meededen, omdat zij zichzelf een aantal ethische regels op dat vlak opleggen.
Frappant in dat verband is, en het kan misschien een domme vraag zijn, die ik voor mezelf stelde bij het verlaten van de beurs, dat niemand mij kon antwoorden op het feit of een privé-persoon al dan niet zulk militair materieel kon aankopen.
Ik kan mij bijvoorbeeld voorstellen, hoe gek het ook mag klinken (ik zou het zeker nooit doen!), dat iemand die geld genoeg heeft, een tank in zijn tuin wil plaatsen.
Niemand van alle personen, die ik erover aansprak, kon mij hier echt sluitend op antwoorden, maar dacht dat het niet kon.
Het enige argument dat ze hadden was dat zelfs de beurs niet toegankelijk was voor privé-personen en dat de beurs enkel kon bezocht worden op uitnodiging en/of door geïnstitutioneerde groepen.

 

 

Wat mij eveneens duidelijk is geworden is dat een minister van Defensie, van welke politieke kleur of overtuiging zij of hij ook is, heel sterk afhankelijk is van haar/zijn administratie als er moet beslist worden over bepaalde legeraankopen. Het gaat immers over zulke technische en unieke aangelegenheden, dat je bijna volledig moet vertrouwen op uw administratie en/of uw kabinet.
Alle politieke commentaren en beschouwingen met betrekking tot bepaalde legeraankopen, die al dan niet onder een bepaalde minister gebeurd zijn, moeten dan ook in die context bekeken worden.
Bovendien zijn de afspraken tussen bedrijven nergens groter dan in deze sectoren.
Ook dit is niet abnormaal omdat een aantal wapens, materiaal, etc. slechts ontwikkeld wordt nadat één en/of meerdere landen toegezegd hebt om over te gaan tot aankopen.

Dit geeft deze bedrijven de mogelijkheid om, zelfs op een ogenblik dat landen aan het overwegen en/of aan het onderhandelen zijn om bepaald materiaal aan te kopen, bepaalde, weliswaar wettelijke, constructies en/of samenwerkingsverbanden met andere bedrijven uit de sector op te zetten.

 

 

Deze twee laatste punten maken dat ook het begrip openbare aanbesteding in deze sector niet al te nauw moet genomen worden.
Hoe valt bij manier van spreken het idee van openbare aanbesteding te rijmen met materieel en/of wapens, dat bijna individueel op vraag van één en/of meerdere landen geproduceerd wordt?

 

 

Tevens opvallend zijn de goede contacten tussen vooral de Franstalige collega-politici en de wapenindustrie, die voor een groot stuk gesitueerd is in Wallonnië. Collega Olivier Hamal, onder andere lid van de commissie Legeraankopen, die ons vergezelde, werd trouwens op de beurs geïnterviewd door de Franstalige media.

 

 

Blijkbaar zijn er een aantal landen, waarvan de burger het niet zou verwachten dat zij belangrijk zijn in de wapenindustrie, zoals bijvoorbeeld Brazilië, Egypte en Saoudi Arabië.
Een gelijkaardige beurs, maar heel wat groter van omvang, vindt bijvoorbeeld in Brazilië plaats.

 

 

In het kader van een eventuele verdere Europese samenwerking qua buitenlands beleid en defensie kan het ook belangrijk zijn dat privé-bedrijven samenwerken op het vlak van onderzoek en technologie, maar vooral ook voor wat betreft het uitproberen van een aantal materialen en/of toestellen.
Ik vergelijk het een beetje met bijvoorbeeld de vliegopleidingen, die nu al via een samenwerking tussen Europese landen en/of in Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO)-verband gebeuren.
Waarom zou dit niet kunnen voor bijvoorbeeld proefzones om bepaalde wapens uit te proberen?
In plaats van dat we van deze milieuonvriendelijke situaties in elk land afzonderlijk creëren, zou het toch mogelijk moeten zijn om dit op enkele plaatsen in Europa te concentreren.

 

 

De beste reclame voor de wapenindustrie is als het eigen nationale leger klant is.
De talrijke bedrijven, die op deze wapenbeurs aanwezig waren, bevestigen dit: dat is de eerste vraag, die potentiële klanten stellen!

 

Conclusie van heel het verhaal: hoewel ik persoonlijk en zelfs als politicus (vermits ik voor vrede ben en niet voor oorlog!) niet erg geïnteresseerd was in deze wapenbeurs Eurosatory, ben ik blij dat ik er geweest ben omwille van een aantal persoonlijke contacten.
Zij hebben mij enerzijds een aantal nieuwe dingen geleerd, maar anderzijds een aantal stellingen bevestigd, die ik zelf al had over defensie in het algemeen en de defensie-industrie in het bijzonder. 

 

 

 

 

Tags: